In het Nieuwe Rijk (1550-1070 voor Christus) begonnen de oud-Egyptische farao’s met
de aanleg van rotsgraven in het zogenaamde Dal der Koningen in Thebe. Deze koninklijke
begraafplaats, die zich in een diepe uitholling in het Libische kalksteenmassief
bevindt, werd door de oude Egyptenaren ta sechet aät (‘het Grote Veld’ of ‘de Grote
Plaats’) genoemd. Tegenwoordig wordt het Dal der Koningen wel aangeduid met Biban
el-Moeloek (‘Poorten der Koningen’), een verwijzing naar de ingangen van de verschillende
graven, die in de rotsachtige wanden van het dal werden uitgehakt. Door de aanleg
van de graven op deze plaats hoopten de heersers te ontsnappen aan de toen al zeer
talrijke en deskundige grafrovers.
In deze lezing maakt u kennis met het Dal der Koningen en worden verschillende graven
onder de loep genomen. In het Dal der Koningen, dat uit een oostelijke en een westelijke
vallei bestaat, zijn in totaal tot op heden 64 graven gevonden. Het graf met nummer
KV 62 is dat van de bekende koning Toetanchamon (1333-1323 voor Christus) dat in
1922 werd ontdekt door Howard Carter, terwijl ontdekkingen in 2006 en 2009 twee nieuw
graven (KV 63 en KV 64) aan de lijst van graven in het dal toevoegden.
Misschien was het Ahmose I (1550-1525 voor Christus), de stichter van de 18e dynastie,
die als eerste zijn graf liet uithakken in het Dal der Koningen, maar zijn graf werd
nooit gevonden. Ook dat van zijn zoon, Amenhotep I (1525-1504 voor Christus), is
nog niet gelokaliseerd. Zeker is wel dat Thoetmosis I (1504-1492 voor Christus),
de derde heerser van de 18e dynastie, in een graf in de rotsen van het dal ter ruste
werd gelegd. Ramses XI (1100-1070 voor Christus) was de laatste koning die hier in
de 20e dynastie zijn graf liet aanleggen.
.
De graven in het Dal der Koningen werden uitgehakt en gedecoreerd door een speciale
groep arbeiders, die, samen met hun gezinnen, in een ommuurd dorp woonden in Deir
el-Medina. De werkzaamheden van de arbeiders aan de graven van de koningen werden
volgens een strak schema uitgevoerd. Zodra een nieuwe koning de troon besteeg, werd
er een geschikte plaats voor het graf uitgezocht. Vervolgens maakte de koninklijke
architect een bouwplan en konden de steenhouwers aan de slag. Daarna werden de wanden
geëgaliseerd en waren de tekenaars aan de beurt om met behulp van een raster de omtrektekeningen
op de muren aan te brengen, die eventueel tot een reliëf konden worden uitgewerkt.
Tot slot voorzagen de schilders de afbeeldingen in het graf van de nodige kleur,
waarbij ze natuurlijke pigmenten gebruikten.
De vormgeving van de graven in het dal was in de loop der tijd aan veel veranderingen
onderhevig. Zo veranderde het aantal maar ook de grootte van de vertrekken en waren
er wijzigingen met betrekking tot de inrichting en de stijl waarin de graven gedecoreerd
werden. De aard van de versiering bleef echter grotendeels gelijk en was vrijwel
uitsluitend van godsdienstige aard. Zo staan in de meeste graven de teksten en illustraties
van de verschillende Egyptische boeken centraal, zoals dat van de Amdoeat (‘dat wat
in de onderwereld is’) of het zogenaamde Boek der Poorten.
Hoewel het Dal der Koningen in het oude Egypte beschermd en bewaakt werd door een
speciale politiemacht, werden de meeste graven in korte tijd na de aanleg volledig
leeggeroofd door grafrovers. In een poging nog iets te redden, besloot een aantal
priesters uit de 21e dynastie een aantal gespaard gebleven mummies te verbergen
in twee geheime bergplaatsen, waar ze lange tijd onontdekt bleven.